Bron: Het Parool Julia Wouters
Het door de SER gewenste vrouwenquotum zal volgens Julia Wouters bijdragen aan een broodnodige bijstelling van ons beeld van leiderschap waarin mannen steevast domineren.
De tegenstanders van een vrouwenquotum vrezen dat de maatregel om meer vrouwen in de top van het bedrijfsleven te krijgen ten koste zal gaan van ‘de kwaliteit’. Gerard van Vliet, directeur van de Nederlandse Vereniging Commissarissen en Directeuren (NCD), noemt het zelfs ‘heel gevaarlijk’. Ook veel vrouwen verklaren een baan niet op basis van hun geslacht te willen krijgen. Want, zo redeneren ze, vrouwen met ‘voldoende kwaliteit’ komen er ook wel op eigen kracht. De harde cijfers geven echter een ander beeld.
De vraag die we ons dan ook moeten stellen is: wat is ‘kwaliteit’? Waarom betekent ‘kwaliteit’ in de praktijk zo vaak dat de keuze op een man valt? Is kwaliteit soms oneerlijk verdeeld tussen mannen en vrouwen? Zijn we eigenlijk wel in staat ‘kwaliteit’ objectief te beoordelen?
Uit talloze onderzoeken blijkt dat dat niet zo eenvoudig is omdat we mannen en vrouwen verschillend beoordelen.
Mensen hebben nu eenmaal een enorme beeldbank in hun hoofd van mannelijke professionals en leiders. Daardoor associëren we mannen met leiderschap en leiderschap met mannelijkheid en geloven we makkelijker dat een man ‘kwaliteit’ heeft. Vrouwen vinden we op basis van diezelfde beeldbank juist minder snel ‘geschikt’.
Potentie
Een onderzoek van de Universiteit van Princeton uit 2004 geeft een goed beeld hoe dit soort vooroordelen werken. Wetenschappers maakten twee cv’s van denkbeeldige sollicitanten voor dezelfde baan. Op het ene cv had de kandidaat meer relevante werkervaring. Het andere cv liet juist een betere opleiding zien. Proefpersonen mochten beoordelen wie ze het meest geschikt vonden.
Er waren drie groepen met proefpersonen: twee groepen die het geslacht van de sollicitanten te horen kregen, waarbij het geslacht per groep verschilde, en een controlegroep die het geslacht van beide kandidaten niet wist. De controlegroep koos met grote meerderheid voor de beter opgeleide sollicitant. In de groep waar de hoger opgeleide kandidaat een man was, was het resultaat hetzelfde. Maar in de groep waarbij de mannelijke sollicitant degene was met een lagere opleiding, bleek dat opeens veel minder een probleem. De meerderheid gaf nog steeds de voorkeur aan de man.
Je kunt dit fenomeen als volgt samenvatten: wat is de belangrijkste kwaliteit voor een bepaalde functie? Maakt niet uit, als de mannelijke kandidaat het maar heeft.
De onbewuste associatie met mannen en leiderschap en leiderschap met mannelijkheid betekent ook dat mannen op hun potentie worden beoordeeld, vrouwen op wat ze al bereikt hebben.
Van mannen wordt eerder aangenomen dat ze het wel zullen leren. Vrouwen worden meer als een risico gezien. Vrouwen lijden niet alleen onder vooroordelen, ze hebben ze zelf ook. Daardoor beoordelen ook vrouwen hun sekse-genoten minder positief. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat vrouwen zichzelf dikwijls onderschatten. Terwijl mannen zichzelf eerder overschatten.
Valkuil
Recent Zweeds onderzoek bevestigt dit patroon. De onderzoekers analyseerden het taalgebruik van investeerders (m/v) tijdens beoordelingsgesprekken met ondernemers en toonden op die manier aan dat wat een pluspunt is bij een man een minpunt kan zijn bij een vrouw.
Zo wordt het niet gewaardeerd wanneer een vrouw te veel zelfvertrouwen uitstraalt, maar ook niet wanneer ze te bescheiden is. Een ondernemer moet kostenbewust zijn, maar voor de vrouw is dat een valkuil, want in haar geval ziet men het als gebrek aan ambitie. Over een man werd gezegd: ‘Hij is voorzichtig, en dat is goed. Hij neemt weloverwogen beslissingen.’
Positieve eigenschappen bij vrouwen werden in twijfel getrokken: ‘jong, maar onervaren’. Bij mannen was er zelden een ‘maar’: ‘jong en veelbelovend’. Zelfs als de eigenschappen negatief waren, werd er een positieve draai aan gegeven: ‘arrogant, maar indrukwekkend competent’.
De vrouwen in de beoordelingscommissie bleken net zo goed vooroordelen over vrouwen te hebben.
In Noorwegen werd al in 2002 een vrouwenquotum opgelegd. Ansgar Gabrielsen, destijds minister van Economische Zaken namens de Conservatieve Partij kon het niet verkroppen dat de overheid miljarden investeerde in de opleiding van vrouwen wier talent onvoldoende werd benut. En dus kwam er een wet.
Dankzij het quotum zullen bedrijven meer ‘kwaliteit’ binnenhalen dan ze voor mogelijk hielden. Helaas gaat dit niet vanzelf. En alleen zo kunnen we de beeldbank in ons hoofd steeds meer vullen met beelden van vrouwelijk leiderschap – in al haar diversiteit.