Bron FD 18 juli 2019
Met het stijgen van de AOW-leeftijd duurt onze loopbaan langer en langer. Hoe houd je dan je vaardigheden up-to-date? We moeten een leven lang ontwikkelen, zegt het kabinet. Maar niemand weet wat dat dan precies is.
De polder hamert op het groeiende belang van bijscholing. Iedereen moet anticiperen op de veranderingen op de arbeidsmarkt. Hoogopgeleiden laten zich vaker bijscholen dan laagopgeleiden en mensen met een tijdelijk contract. Critici vinden dat de overheid veel meer geld moet uittrekken voor duurzame inzetbaarheid.
Er moest een nieuwe naam verzonnen worden om het aantrekkelijk te maken: een Leven Lang Leren wordt in Haagse kringen tegenwoordig een Leven Lang Ontwikkelen genoemd. LLO in de volksmond. De term wordt met evenveel respect als twijfel uitgesproken. Van bonden tot politici tot onderzoekers: iedereen weet dat we er ‘wat’ mee moeten. Maar wat dat dan is… dat weet niemand precies. Want het gaat ‘om zo veel meer dan leren met je koppie’, zoals Mariëtte Hamer, voorzitter van de Sociaal Economische Raad (SER) het omschrijft. Bovendien, leren: dat woord alleen al, zou veel mensen afschrikken.
In Nederland schijnen wij geen goede leercultuur te hebben. Hier heerst de houding van diploma halen en dan hup! Werken met je donder. Bovendien hebben wij te kampen met die vermaledijde zesjescultuur; niet bepaald een cultuur die uitnodigt om eindeloos door te studeren.
Dat moet anders, vindt de polder. Want er verandert veel. We moeten langer doorwerken, de technologische ontwikkelingen bedreigen vele banen en creëren nieuwe. Spieren zijn steeds minder nodig, hersenen des te meer. Maar ook dat brein wordt steeds vaker verslagen door computers en dat vergt weer meer creativiteit.
Minder perspectief, minder leer-lust
In juni schreef minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken een brief van twintig kantjes aan de Tweede Kamer. Hij wijdde uit over het principeakkoord voor een nieuw pensioenstelsel en zoomde uitgebreid in op LLO. ‘Op tijd investeren in duurzame inzetbaarheid maakt mensen wendbaarder en weerbaarder‘, schreef hij, ‘het voorkomt dat zij hun baan verliezen door veroudering van vaardigheden of doordat zij het werk niet meer aankunnen en het maakt het mogelijk tijdig te anticiperen op veranderingen in de aard en inhoud van het werk.‘
Hij richtte de spotlight meteen op de probleemgevallen: ‘Hierbij is specifieke aandacht gewenst voor lager opgeleiden met een laag inkomen en sectoren als het mkb, waar investeren in duurzame inzetbaarheid speciaal uitdagend is vanwege de omvang van bedrijven.’
De SER is al jaren bezig met het vinden van een antwoord op de vraag hoe LLO bij alle werkenden tussen de oren moet komen te zitten. In het advies ‘Leren en ontwikkelen tijdens de loopbaan’ adviseerde de raad in 2017 dat kinderen van jongs af aan ingepeperd dienen te krijgen dat leren leuk en belangrijk is en er gewoon bijhoort. Als dat lukt, wordt het enthousiasme vanzelf groter, is de hoop. Hoe dat leren vorm moet krijgen, daarover verschillen de meningen. Onderwijsinstellingen willen bijvoorbeeld meer mogelijkheden krijgen om opleidingen op te knippen in losse modules. Als gekozen kan worden voor losse vakken, zullen meer werkenden daarvoor kiezen, denken zij.
Eerlijk gezegd is het probleem niet dat alle werkende Nederlanders de schoolbanken links laten liggen. Sterker nog: we volgen steeds meer cursussen. Wie inzoomt op de cijfers ziet echter dat vooral hoogopgeleiden dat doen. 63% van hen volgde de afgelopen twee jaar een werkgerelateerde cursus, blijkt uit onderzoek van het Research Centre for Education and the Labor Market (ROA). Maar naarmate het perspectief van mensen op de arbeidsmarkt minder rooskleurig wordt, lijkt scholing steeds vaker een ondergeschoven kindje te worden.
Mensen met een tijdelijk contract of zelfstandigen laten zich veel minder vaak bijspijkeren. Zorgelijk, vindt het ROA. De kloof tussen laag- en hoogopgeleiden groeit hierdoor. Het feit dat een kwart van de werkenden nog nooit een cursus heeft gevolgd, roept volgens onderzoekers de vraag op ‘in welke mate deze groep werkenden in staat is om veranderingen in de op de arbeidsmarkt gevraagde vaardigheden bij te houden’. Deze mensen moeten verleid worden om in hun toekomst te investeren. Vraag blijft ook hier: hoe.
Grote ambities, weinig geld
SEO Economisch Onderzoek presenteerde vorige maand de mogelijkheden van zogenaamde leerrechten. Als er een systeem zou komen waarbij iedereen een persoonlijk potje heeft om opleidingen mee te betalen, zogenaamde leerrechten, zou dat op veel mensen een positief effect hebben. Mensen met bijvoorbeeld een mbo-opleiding, hebben minder studiekosten gemaakt dan wo-studenten. Dat verschil zouden zij nog ‘tegoed’ hebben en kunnen investeren in opleidingen tijdens hun loopbaan.
Als leerrechten goed worden aangewend, zou het bruto-inkomen stijgen, net als de werkgelegenheid. Bovendien zou de inkomensongelijkheid afnemen, concludeerde SEO. Maar zo’n verandering is niet makkelijk, wederom vanwege het ontbreken van die goede leercultuur. Die moet worden ontwikkeld en dat kost tijd.
Ook de commissie-Borstlap, die brainstormt over de arbeidsmarkt van de toekomst, hamert op duurzame inzetbaarheid. Concrete plannen worden pas eind dit jaar gepresenteerd maar als het aan Hans Borstlap ligt, gaat het onderwijsstelsel op de schop. ‘Waarom stellen we bijvoorbeeld geen leerplicht van een halfjaar in op je dertigste of veertigste?’, vraagt hij zich hardop af. Hij vindt dat er vaart gemaakt moet worden. ‘Ik loop veertig, vijftig jaar in Den Haag mee, en al die tijd praten we al over een leven lang leren. Het wordt ook wel “een leven lang leuteren” genoemd. Terecht.’
Een leven lang ontwikkelen wordt als het aan Borstlap ligt dé nieuwe bestaansreden van de vakbeweging. ‘Daar ligt hun nieuwe rol.’ De bonden hebben die rol overigens al op verschillende manieren opgepakt. Zo leiden FNV en CNV leerambassadeurs op – mensen die op de werkvloer hun collega’s enthousiast maken om verder te leren. En in cao-onderhandelingen wordt vaker aandacht besteed aan duurzame inzetbaarheid. Begin deze maand nog bedongen de bonden in de cao voor GGZ-personeel dat het salaris niet wordt bevroren als iemand zich laat bijscholen.
Ontelbaar vakantiedagen
Veel geld wordt er voor de grote duurzame inzetbaarheidsplannen overigens nog niet gereserveerd. Het kabinet trok onlangs €200 mln extra uit voor de bijscholings-ambities. Dat geld wordt gestoken in het zogenaamde Stap-budget (StimuleringArbeidsmarktPositie). Werkenden en werkzoekenden kunnen aanspraak maken op deze subsidie van €1000 of €2000. Die is bedoeld om te investeren in een opleiding die hun carrière een schwung kan geven.
Econoom Frank Kalshoven, die ook in de commissie-Borstlap zit, betitelde het bedrag als een fooi. ‘Een fooi bovendien die achteloos op de tafel van cao-partijen geflikkerd wordt om “maatwerk” te bieden’, foeterde hij in De Volkskrant. ‘Veel plezier ermee.’ Zijn kritiek op het bedrag gaat vooral over het enorme verschil tussen de €200 mln voor opleidingen en het bedrag dat wordt uitgetrokken om de AOW-leeftijd langzamer te laten stijgen. Dat laatste kost het kabinet de komende jaren €5 mrd. SER-voorzitter Hamer laat zich er iets diplomatieker over uit en noemt het bedrag ‘een leuk begin’. Maar, voegt ze eraan toe: ‘Het is nu zaak om door te pakken.’
De verantwoordelijkheid voor dat doorpakken ligt niet alleen bij de overheid, benadrukt Koolmees in zijn Kamerbrief. Als het aan hem ligt, komt het massaal bijscholen van Nederland ook voor rekening van werkgevers en werkenden. Iedereen draagt verantwoordelijkheid, vindt hij en daar is het ROA het mee eens. Werkgevers moeten een ‘leerklimaat’ creëren, en op de werkvloer moeten collega’s ook elkaar helpen. Want als dat gebeurt, neemt het aantal mensen dat zich inschrijft voor een cursus toe, blijkt uit het onderzoek. Zeker bij laagopgeleiden is dat effect groot.